In dit blog ga ik het hebben over Martin Saar, Die Immanenz der Macht – Politische Theorie nach Spinoza. Suhrkamp, €22 - ISBN: 978-3-518-29654-7
Een indrukwekkend boek. Mijns inziens voor de komende tijd hét standaardwerk over Spinoza’s politieke filosofie. Een zeer ambitieuze studie, dit Habilitationsschrift (2011). Het is een zeer gevuld boek. Eigenlijk is het een te vol boek voor een recensie en ik ben dan ook blij dat ik geen officiële recensie hoef te schrijven voor een wetenschappelijk tijdschrift of voor de NDPR e.d. en ik in dit blog kan volstaan met spontaan iets van mijn leeservaring weer te geven. Saar wil niet zomaar Spinoza’s politieke filosofie samenvattend navertellen. Hij wil méér: veel meer een reconstructie maken van de essentie en hoofdlijnen van Spinoza’s politieke theorie en laten zien hoe die van nut kan zijn bij tegenwoordige beschrijvingen en analyses van onze politieke situatie: onze huidige pogingen om het met elkaar uit te houden en zo goed mogelijk samen te leven. Ja, zelfs, zo betoogt Saar op diverse plaatsen, zou het gebruik maken van Spinoza’s basale ontologie (ook politieke ontologie of ontologie van het politieke) daarvoor vaak veel bruikbaarder zijn dan vele vigerende politieke theorieën. Kortom, grote ambitie!
Zijn hoofdpunt is daarbij dat voor Spinoza politiek door en door en altijd een kwestie van macht is. Dat macht dé kernzaak van de politiek is en wat Spinoza daaronder verstaat wil hij in zorgvuldige lezing van teksten en analyses ervan duidelijk maken.
Het boek is aldus opgebouwd. In het eerste deel geeft hij achtereenvolgens de hoofdzaken van de TTP, de TP en de Ethic a. Zijn samenvattingen daarvan zijn niet die van honderd in een dozijn, maar telkens speurt hij vooral naar het politieke, d.w.z. naar wat over het machtsaspect in de diverse boeken te vinden is. En al heel snel schrijft hij op metaniveau: over wat er in die boeken staat en – instemmend of afwijzend - wat erover in secundaire literatuur te vinden is. Door het hele boek heen geeft hij veel verwijzingen, vaak met nadere toelichtingen en commentaren, naar oudere en vooral zeer recente secundaire literatuur. Dat maakt het een extra rijk boek. Of beginners in Spinoza hierdoor meteen voldoende thuisraken in diens filosofie vraag ik mij af. Hij veronderstelt toch al snel behoorlijke vertrouwdheid of bereidheid tot verdere zelfstudie bij Spinoza of bij anderen. Ik denk dat dat nauwelijks anders kan; het maakt dit boek wel minder een inleiding dan een handboek voor vooral deskundigen. Het tweede deel geeft een uitgebreide schets van het machtsbegrip bij Spinoza, hetgeen hij samenbrengt onder de titel: “Ein allgemeine Machttheorie.” Met paragrafen over het begrip macht (hij geeft goede informatie over hoe potentia en potestas bij Spinoza voorkomt en wat ze betekenen – voor hem liggen ze in elkaars verlengde en staat potestas voor een sterkere vorm van potentia en bestaat er geen tegenstelling tussen; dit tegen Negri); over de ambivalentie van de macht (het kan altijd de ene of de andere kant opgaan, daar bestaat nooit vooraf zekerheid over); vervolgens apart een paragraaf ‘potentia versus potestas? (contra Negri)’, een heldere paragraaf, waarin hij uitvoerig laat zien hoe Negri er met zijn tegenstelling tussen beide naast zit: een verademing zo helder hij Negri hier weergeeft en zich niet door hem laat imponeren, hoewel hij met vele bijvoeglijke naamwoorden zijn waardering voor hem uit. Saar laat zien hoe Negri te ideologische, ja zelfs utopisch, Spinoza voor zijn eigen karretje spant. En vervolgens nog een laatste paragraaf ‘Nach Spinoza’, waarin hij nog eens een overzicht geeft van macht en politieke filosofie, waarbij hij diverse aspecten langsloopt en refereert aan hedendaagse benaderingen, teveel om hier samen te vatten. Hij eindigt dat deel met een aparte excursie, Die Macht des Lebens, waarin hij opvattingen over biopolitiek van Foucault en Deleuze langsloopt en vanuit zijn reconstructie van Spinoza van commentaar voorziet.
Even terug naar zijn eerste paragraaf over Macht of potentia/vermogen; die ziet hij drie kerneigenschappen hebben die hij uitvoerig uiteenzet: ‘Konstitution’ ofwel macht máákt dingen, brengt dingen tot stand; ‘Relation’ ofwel macht is altijd iets relationeels, iets tussen mensen; ‘Steigerung’ ofwel macht is vermogen dat in staat is groter te worden, te groeien (of te verminderen). Apart bespreekt hij vervolgens de ambivalentie van de macht: het contingente, dubbelzinnige, onvoorspelbare. Doorheen heel het boek komt dit sterk tot uiting: een situatie die uit machtsvorming ontstaat blijft altijd een dynamische soort evenwichtssituatie die ook weer een andere kant op kan gaan, juist door de immanentie van de macht, die maakt dat het de ‘goede’, stabiele kant op gaat, of de ‘verkeerde’ instabiele kant opgaat. Dit komt zo dikwijls aan de orde dat de titel van het boek ook had kunnen zijn: Die Ambivalenz der Macht.
Te weinig toelichting op het immanentie-begrip
Toch denk ik dat hij met Die Immanenz der Macht de betere titel heeft gekozen, maar hier kom ik – voor ik op de rest van het boek inga - op mijn grootste bezwaar: hij had daar in dat deel een paragraaf moeten wijden aan wat hij (namens Spinoza) precies verstaat onder immanentie van de macht. Mijns inziens komt hij veel te laat, namelijk pas in het slothoofdstuk en daarin pas helemaal aan het eind inhoudelijk te spreken over immanentie van de macht. En dat terwijl het, gezien de titel van het boek, door hem eigenlijk als het belangrijkste kenmerk ervan wordt gezien; en ik denk terecht. Maar daar had hij echt meer aandacht aan moeten besteden en er niet vanuit moeten gaan dat iedereen de betekenis ervan zo al wel doorziet. Wel heeft hij er in zijn inleiding een paar woorden aan gewijd; de lezer kreeg dus enige hints. Maar ik had echt verwacht dat hij dan ergens bij het verder typeren en uitdiepen van Spinoza’s machtsbegrip in een robuuste paragraafdieper was ingegaan op wat die immanentie in dit geval inhoudt. Bij andere begrippen, zoals potentia, potestas, democratie, multitudo e.a. gaat hij uitvoerig na hoe Spinoza die gebruikt en in welke betekenis(sen). Bij immanentie doet hij dat niet. Kennelijk veronderstelt hij een algemene kennis en consensus over wat onder immanentie wordt verstaan. Mijns inziens ten onrechte. Nu kom je op diverse plaatsen de term immanentie en samenstellingen ermee tegen zonder enige toelichting; b.v. de Deleuziaanse geheimtaal (“Immanenzebenen” of “Immanenzflächen” op p. 171) waar we niets mee opschieten. Ineens verschijnt op p. 186 zomaar uit het niets “Der spinozistische Impuls, eine Politik der radikalen Immanenz zu entwickeln” – zonder enige toelichting; stelt hij op p. 189 dat Negri’s politieke theorie “die Bürde der Immanenz nicht tragen wil” – ookzonder toelichting. En zo kan ik passages citeren op p. 203, 236, 316, 367, 395, 396 waarin hij zomaar de term Immanenz apart of in samenstellingen (Immanenzverhältnis, Immanenzbestimmung, p. 367) gebruikt. Uitleggen doet hij die pas op pagina’s 433 en 434. Dat had veel eerder gemoeten. Dit is mijn belangrijkste kritiek. Zo’n paragraaf ontbreekt in het deel over de algemene theorie van de macht – m.i. een grote misser, zeker bij zo’n boektitel.

Vooral in dat laatste deel, democratie en vrijheid, laat hij uitgebreid zien hoe uniek Spinoza is wat betreft zijn theorie over hoe in elke regeringsvorm het de menigte der ingezeten is die de staatsvorm dragen (of niet en dan komt er onrust of revolte). Een citaat uit vele: “Die Macht oder potentia der politischen Subjekte, das heißt das, was sie ihrer “Natur” nach sind, was sie können und vermogen, ist der erste und letzte Bezugspunkt von Spinozas Betrachtung und Bewertung jeder verfassten Form von Politik.” [p. 413]
Sterk vind ik ook dat hij in zijn schets van Spinoza antropologie het altijd en telkens weerheeft over de dubbele natuur van de mens: wezen van affect én verstand. “Die Affekte konstituieren also die Politik und gefährden sie doch zugleich. Diese Spannung ist weder in der politischen Theorie noch in der politischen Praxis aufzulösen, und sie hinter sich zu lassen ist keine Option.” [p. 277, om maar eens één van de vele van dit soort passages te citeren waar het boek vol mee staat]
Opmerkelijk is overigens dat Saar nergens hetgeen Spinoza waarschuwenderwijs over revolte schrijft citeert, maar inhoudelijk neemt hij dat uitgebreid mee in het beschrijven van de altijd blijvende ambivalentie en contingentie van de macht. Dat deel eindigt met een excursie over het begrip ‘radicale democratie’.
Een slothoofdstuk tenslotte, “Politik, Ontologie, Immanenz,” vat alles nog eens samen en komt dan eindelijk helemaal op het eind, ik wees er al op, met wat het begrip immanentie in dit verband van de politieke theorie betekent.
Met name dit derde deel, geeft veel boeiends, maar teveel om hier samen te vatten. Hij confronteert vele moderne politieke theorieën met de – volgens hem fundamentelere en rijkere - benadering van Spinoza. Zeer boeiend, zeer leerzaam. Maar het is in die delen waarin ik Saar wel eens té ambitieus vind. Nadat hij Spinoza uit zijn werk en – hoewel hij dat wel beweert – iets minder uit zijn context (ik kom daar nog op) heeft gereconstrueerd, confronteert hij dit met andere benaderingen en op diverse terreinen met hedendaagse thema’s laat hij zien hoe die in het licht van Spinoza’s politieke filosofie nader en dieper zijn uit te diepen. Het zou mij niets verbazen als het Saar gaat lukken met dit boek bij nieuwe studies invloed te krijgen.
Met namedie zgn. excursies, m.n. de gouvernementaliteitsleer van Foucault en de eerste over “Die Macht des Lebens” vond ik wel wat erg specialistisch. Maar Saar is kennelijk bewonderenswaardig goed thuis in vele van die hedendaagse discussies, zoals ook uit zijn referenties naar eigen eerdere studies blijkt. Maar hij laat toch ook veel discussies liggen, gaat niet in op posities van b.v. Habermas of Sloterdijk of multiculturalisme. Wel tot mijn vreugde gaat hij in op Hannah Arendt en laat hij haar verwantschap wat machtstheorie betreftmet Spinoza zien.
Beperkte contextualisering
Ik zou nog ingaan op de contextualisering die hij zegt te geven bij de opbouw van Spinoza’s politieke theorie. Maar die is bescheiden: wel Hobbes, een beetje Machiavelli, hij noemt Grotius, maar geen De la Courts of Franciscus van den Enden. Misschien is daar debet aan dat hij in het geheel geen Nederlandse literatuur verwerkt. Wel uiteraard Duits, Frans, Engels en wel enige Engelse teksten van Nederlandse auteurs (Blom, Steenbakkers, Terpstra) en in de “Nachweise und Danksagung” wordt Theo van der Werf bedankt. Dat is het wel wat de Nederlandse inbreng betreft. De contextualisering is dus bescheiden. Toch ervaar ik dat niet als een gemis, daar het in het boek uiteindelijk om de hoofdlijnen van de nog altijd bruikbare politieke theorie van Spinoza gaat – zijn politieke ontologie. “Sie vermag auf Grundlage relativ weniger Grundsätze und Bewegungsgesetze einem Rahmen vorzugeben, in dem sehr viel Platz für die Veränderung von Identitäten oder die Transformation der Einheiten des Politischen bleibt. In dieser Theorie unterliegt nämlich das, was ist, selbst noch dem Kräftespiel des Entstehens. Veränderns und Vergehens, an dem Menschen in einem gemeinsamen Raum teilhaben und das Politik heißt.” [p. 419]
Spinoza's filosofie is uit één stuk
Van één ding heeft Saar mij indringend overtuigd, namelijk hoe uit één stuk de filosofie van Spinoza is. Je kunt de TTP en de TP niet goed doorgronden zonder de Ethica. Maar ook bij de Ethica moeten de TTP en TP mee in de beschouwing en interpretatie ervan meegetrokken worden, anders loop je het risico dat de Ethica (ondanks 4/37s) teveel naar individuele kennis en geluk van de enkeling wordt gelezen, terwijl het perspectief ook daar (en niet alleen in het genoemde scholium) meer op ook het collectief of de gemeenschap betrokken is. Ik had nogal de neiging de Ethica als gericht op de enkele mens te zien en hoop mij hierin blijvend te hebben laten overtuigen van die andere zienswijze.
Ondanks enige kritiek die ik uittehoop ik voldoende te hebben kunnen duidelijk maken dat dit een uiterst rijk en zeer zinvol boek is. Goed dat het in de Suhrkamp-reeks Tassenbuch Wissenschaft werd opgenomen. Dat zal de ruime verspreiding zeker ten goede komen en dit boek niet verloren laten gaan in de vaakmoeilijk vindbare monografieën van specialisten.
Ik beveel het boek van harte ter lezing aan en hoop zelf binnenkort aan een tweede lezing te beginnen. Het is het waard.
Enige citaten tot slot
Graag zette ik streepjes bij zinnen als:
“Der Mensch ist kein reiner Geist, aber auch keine bloße reaktieve Maschine.” [p. 232]
“Denn wie sich schon im Kontext der Diskussion um den Machtbegriff gezeigt hat, begreife ich Spinozas Machtstheorie der Politik nicht als eine simple deterministische Physik der Macht, in der Ursachen und Wirkungen linear aufeinander bezogen werden können und in der die Vorhersage der Wirkungsketten epistemisch anspruchsvoll, aber möglich wäre. Stattdessen …” [p 248, lees in het boek verder] Nadat hij heeft beschreven hoe het doel ‘vrijheid’ voor de politiek net zo’n grensbegrip is als ‘de wijze’ voor de Ethica, lezen we: “Die Zirkulation der Macht, des Wissens und der Freiheit können im Dienst der Freiheit stehen, weil sie die Mauern der Ohnmacht, der Ignoranz und der Herrschaft unterspülen. Dass dies möglich ist, heißt nicht, dass es leicht ist. Dass die Freiheit nur aus dem menschlichen Handeln selbst kommen kann, heißt nicht, dass sie von selbst oder umsonst kommt. Der Preis der Freiheit sind die Mühen des Strebens nach Erkenntnis und der politischen, kollektiven, demokratischen Kämpfe um Befreiung.” [p. 368]
______
Aanvulling
Recensie door Michael Schefczyk, "Politische Theorie nach Spinoza - Szenen der Macht." In: Neue Züricher Zeitung 28 jan. 2014
spinoza | 13-08-2013 | 14:40 | Link | Reacties (7)